Slachtofferschap en rehabilitatie

De rehabilitatie van de daders en de begeleiding van de slachtoffers zijn twee hoofddoelen bij de ontwikkeling van herstelrecht. Deze vorm van rechtvaardigheid maakt het mogelijk om, naast preventieve acties, op te treden tegen recidive en het gevoel van “victimisatie”

Herstel van de daders en beheer van de recidive

De ontwikkeling van herstelrecht vereist strikte ondersteuning van daders om recidive te voorkomen door alternatieve rechtvaardigheid te ontwikkelen op basis van schadevergoeding, bewustzijn van daders en bemiddeling tussen dader en slachtoffer. Niet-gerechtelijke daders en minderjarigen zijn toehoorders die speciale aandacht nodig hebben om te voorkomen dat zij de strafrechtketen binnenkomen. Deze alternatieve maatregelen maken het ook mogelijk om het gevoel van slachtofferschap van de auteurs zo goed mogelijk te vermijden.

1° Inleiding  

In het algemeen verwijst rehabilitatie naar de idee bepaalde individuen door middel van strafrechtelijke maatregelen  niet hervallen in het plegen van misdrijven. Op die manier worden individuen opnieuw genormeerd. Het doel van revalidatie is om individuen te empoweren en dus in staat zijn om op eigen kracht op te treden als verantwoordelijke burgers.    

“Rehabilitatie van delinquenten tussen 18 en 25 jaar” verwijst naar acties die zijn opgezet om delinquenten te helpen, bij vrijlating uit de gevangenis of op het einde van een alternatieve justitiële maatregel, bij de (her)integratie in de samenleving.  We kiezen voor de leeftijdscategorie van 18 tot 25 en noemen deze hierna “jeugd”.  

Deze specifieke groep vereist een specifieke behandeling omdat de vrijheidsstraf vaak weinig invloed heeft op het voorkomen van recidive, indien er sprake is van een multi-problematische situatie, zoals: zeer laag opleidingsniveau, beperkte werkervaring of een problematische houding op het werk, aanzienlijke schulden, huisvestingsproblemen, drugs- en/of alcoholgebruik, een gevoel van afwijzing en wantrouwen ten opzichte van instellingen, enz.   

De overgang van de gevangenis naar de buitenwereld kan erg moeilijk zijn en sommigen kunnen zich “overweldigd” voelen. Het is dan belangrijk om hierop te anticiperen en deze mensen te begeleiden. Het zou het beste zijn om vrijheidsstraffen te vermijdenen meer de nadruk te leggen op een educatieve dimensie zoals bij “alternatieve gerechtelijke maatregelen”.   

De ontwikkeling van alternatieve jurisprudentie op basis van schadeloosstelling voor het slachtoffer vraagt om een strikte ondersteuning van de daders om recidive te voorkomen,  bewustmaking bij de daders zelf en bemiddeling tussen dader en slachtoffer. Alternatieve rechtspraak maakt het  mogelijk om het institutioneel/juridisch slachtofferschap bij de daders zoveel mogelijk te vermijden.     

De wetgever heeft in 2018 alternatieve vormen van geschillenbeslechting aangemoedigd door een definitie van strafbemiddeling voor te stellen en de criteria te specificeren die de strafbemiddeling onderscheiden van buitengerechtelijke bemiddeling:  

De OGAM-diensten (Omkadering Gerechtelijke Alternatieve Maatregelen) zijn verantwoordelijk voor het opzetten en organiseren van autonome werkstraffen (AWS) en gemeenschapsdienst (GD) op lokaal niveau, terwijl ook het openbaar nut van de diensten wordt gewaarborgd.   

De autonome werkstraffen (van 20 tot 300 uur) worden alleen aan volwassenen aangeboden voor strafbare feiten die niet meer dan vijf jaar gevangenisstraf bedragen. Ze wordt gratis uitgevoerd in openbare diensten en/of sociale, culturele of wetenschappelijke verenigingen.  

In België verkeert het gevangeniswezen reeds lange tijd in een bijna permanente staat van crisis. Er bestaat ook de consensus dat de Belgische gevangenissen niet langer geschikt zijn om hun centrale taak uit te voeren: de individuele en veilige voorbereiding van mensen op een succesvolle terugkeer naar de maatschappij.   

Daarom moet een integrale en vooral geïntegreerde aanpak worden bevorderd door de ontwikkeling van  “transversale” maatregelen in het kader van een alternatieve justitie.   

Een relevante empirische vraag rijst dan: wat is het echte kader voor alternatieve gerechtelijke maatregelen (AWS/GD) in België?   

Bij de uitwerking van een transversale strategie voor de revalidatie van 18-25 jaar oude auteurs zijn twee belangrijke aandachtspunten vastgesteld:   

1/ De OGAM-diensten lijken gedoemd te mislukken (niet-bestaande wettelijke basis, onduidelijke definitie van linken met de andere schakels in de keten zoals justitiehuizen, gebrek aan middelen en personeel, schaarste aan servicelocaties, toename van het aantal mensen met een multi-diagnoseprofiel, enz.).   

Op dit punt heeft BeFUS herhaaldelijk contact opgenomen met de minister van Justitie met het verzoek de OGAM-diensten te herdefiniëren door het toekennen van exploitatiekosten, door toekomstige overeenkomsten te heronderhandelen, door het verduidelijken van de evaluatiemethode van OGAM-diensten, en door de voordelen van oudere wetgeving (sociaal onderzoek, begeleiding, beëindiging van de wettelijke verplichting om een aangetekende brief te sturen, enz) en nieuwe wetgeving (automatische toepassing van een subsidiaire straf bij vrijwillige niet-uitvoering van de arbeidsstraf, enz.) te combineren. Deze inschatting gebeurt dan metdegenen die op het terrein werkzaam zijn…  

2/ Soms moeten de geesten nog rijpen om het “reïntegratie”-aspect nog aan belang te laten winnen om beter aan te sluiten op het “repressieve” aspect van de detentiestraf en het strafeinde.  

2° Veelbelovende praktijken   

De Belgische steden en gemeenten ontwikkelen hun eigen lokaal beleid op het gebied van preventie, veiligheid en sociale cohesie. Als organisatie zonder winstoogmerk ten dienste van de lokale autoriteiten vergemakkelijkt BeFUS vzw de samenwerking, de ondersteuning en de inspiratie in de strijd tegen veiligheidsgerelateerde fenomenen en de toepassing van innoverende methodologieën.   

Van het grote aantal veelbelovende praktijken die de afgelopen 25 jaar door BeFUS vzw zijn ontwikkeld, aangemoedigd of gepromoot, willen we er enkele presenteren die een belangrijke rol hebben gespeeld in de rehabilitatiestrategie van 18-25 jaar oude daders en die voldoen aan de volgende analytische criteria: een veelbelovende methodologie, een transversale aanpak, een behoefte aan aanpassingen van het wettelijk kader, specifieke financiering, een voortreffelijke evaluatie en/of communicatie.   

De praktijken hebben betrekking op de reïntegratie na detentie, de ontwikkeling van herstelrecht en het betrekken van jongeren in  globaal en systemisch werk.  

Het BeFUS, een vector van de transversaliteit, is nooit opgehouden deze werkwijze te promoten.  Als voorbeeld vinden we de volgende praktijken:  

2007: lancering van het nationale netwerk FEDEPAS (Federatie van Autonome werkstraffen), een feitelijke organisatie die tot doel heeft de in Brussel, Vlaanderen en Wallonië gevestigde Nederlandstalige en Franstalige diensten voor alternatieve gerechtelijke maatregelen samen te brengen.  Sinds maart 2012 maakt FedepAs deel uit van het BeFUS.  Het is een plaats van intervisie waar onderwerpen die specifiek zijn voor de werkpraktijk  worden besproken. Laten we de nadruk leggen op 2 projecten:  

2009: de Belgische Prijs voor Criminaliteitspreventie wordt toegekend aan het project “U-TURN”, De Overstap vzw, die een intensieve individuele reisbegeleiding biedt aan jonge Antwerpenaren van 18 tot 30 jaar.  De meer specifieke problemen van jongeren (scholing, huisvesting, werkgelegenheid, enz.) worden aangepakt door middel van individuele begeleiding, maar ook door middel van groepstrainingen op basis van de Equip-methode. Zo leren jongeren sociale vaardigheden, hoe ze hun woede kunnen beheersen en hoe ze goede morele keuzes kunnen maken.  

2010: het project “Jeunes Jugés Dérangeants” (“Ontwrichtend berechte jongeren”) in Charleroi lost spanningen op door  bemiddeling. De missie van de eenheid “JDD” is het beheren van klachten, het objectiveren van  feiten, het luisteren naar jongeren en bewoners, het fungeren als een veilige plaats om spanningen te verminderen en het bouwen van concrete oplossingen in samenwerking met de lokale actoren. De cel is gebaseerd op een speciaal gecreëerde methodologie, “Méduc”, die wijkbemiddelaars en straathoekwerkers samenbrengt.  

 2014: project “BruXitizen”, heeft tot doel een ontmoetingsplaats te creëren voor jongeren van alle achtergronden (16 tot 25 jaar), uit verschillende wijken, en een kritische en geëngageerde visie op de problemen van jongeren aan te moedigen. Het centrale thema voor 2014 (3de editie) was: “Werkgelegenheid, buurt, politie: jeugd tussen controle en autonomie?”. (Molenbeek).    

25/02/2015: project voor de harmonisatie van de regelgeving van de OGAM-diensten. Brief van BeFUS aan de Federatie Wallonië-Brussel Algemeen Bestuur van de Rechtbanken.  

2020 : Transitiehuis”-project (in Mechelen, ondersteund door de FOD Justitie en G4S): actie die bestaat uit het vinden van een levensplan (in fasen) voor de gevangene vóór zijn vrijlating.  Kleinschalige detentie in een tehuis voor 15 gevangenen die vanaf 12 maanden voor de voorwaardelijke invrijheidstelling in alle Belgische gevangenissen zijn ondergebracht en geselecteerd op hun “reïntegratiecapaciteit”.  In januari 2020 werd ook een tweede huis in Enghien gecreëerd.    

3° Conclusie   

BeFUS vzw biedt de mogelijkheid om gevoelige/nieuwe/(her)opkomende uitdagingen aan te gaan en verder te bouwen op de reeds verworven expertise in dit domein. Met het oog op de hierboven beschreven uitdagingen willen wij in 2020 aandringen op de noodzaak om acties te ondersteunen die gebaseerd zijn op de ontwikkeling van herstelrecht en dit, door de oprichting van partnerschappen, om samen te kunnen werken aan elk van de dimensies van herintegratie.   

Gemeentelijke preventiediensten worden aangeduid als de spil van het partnerschapsbeheer van de rehabilitatie dankzij hun inclusieve en multifunctionele werking en hun lokale verankering. Bovendien moet de plaatselijke gekozen vertegenwoordiger een recht van toezicht op de gevangeniswereld kunnen uitoefenen en de verstandhoudingen binnen en buiten de gevangenissen vergemakkelijken. Deze samenwerking berust echter vaak op de activiteiten van verenigingen die een sleutelrol spelen bij de rehabilitatie en reïntegratie van ex-gedetineerden (resolutie van het EFUS-Executive Committee, 2011).   

De belangrijkste uitdagingen voor de ontwikkeling van samenwerkingen met als doel de rehabilitatie van daders tussen 18 en 25 jaar zijn de volgende:   

Op het niveau van de OGAM-diensten blijven verschillende aanbevelingen bestaan:   

Dadertracering moet worden ontwikkeld door betere relaties tussen lokale diensten/politie en burgerdiensten. Tijdens de recente gezondheidscrisiszijn de actoren die verantwoordelijk zijn voor de rehabilitatie van de 18- tot 25-jarige daders namelijk op tal van moeilijkheden gestoten: de sluiting van de plaatsen waar alternatieve maatregelen worden uitgevoerd, de vertraging van de betrokken hulpdiensten en de gevolgen van de pandemie voor de wereld, de rechtspraak en de omstandigheden in de gevangenissen… Deze voorbeelden hebben eens te meer aangetoond dat het noodzakelijk is om solide partnerschappen te ontwikkelen die het mogelijk maken om echt te netwerken rond de jongere om hem of haar te rehabiliteren in alle sociale contexten waarvan hij of zij zichzelf heeft uitgesloten. Dit is onder meer gebaseerd op een mentaliteitsverandering (op het niveau van het overheidsbeleid, maar ook ten opzichte van de burgers) die een preventief beheer van recidive en inclusief werk voor jongeren aanmoedigt met het oog op een betere sociale cohesie en het doorbreken van een gedragssysteem uit het verleden.  

Slachtofferhulp

Ondersteuning van slachtoffers is essentieel. Het kan worden uitgevoerd dankzij sensibiliseringspraktijken met betrekking tot het gedrag dat in de openbare ruimte moet worden aangenomen om te voorkomen dat men slachtoffer wordt. Eens slachtoffer is het een kwestie van het ontwikkelen van een echt kader om hen een gevoel van “secundaire victimisatie” te voorkomen, maar ook voor het ontwikkelen van een beleid voor het beheersen van crisissituaties, waar een groot aantal slachtoffers noodlijdend is.

Slachtoffers van de nacht

Het probleem van seksuele aanrandingen en intimidatie ‘s nachts verdient bijzondere aandacht. Preventie, toezicht op de situatie en zorg voor de slachtoffers kunnen de openbare orde en het imago van de nachtelijke instellingen verbeteren.

 

  1. Introductie

De nachtwereld biedt mensen de gelegenheid om te ontspannen en te feesten. Gedrag zal waarschijnlijk veranderen als gevolg van alcohol- en drugsgebruik. De reacties van mensen op feestjes zijn dan ook heel anders dan die van overdag. De nacht ontregelt vaak het gedrag. Eind 2021 was Brussel en haar inwoners ‘s nachts getuige van seksuele aanrandingen en intimidatie in bepaalde nachtclubs of bars. Deze misdrijven werden vergemakkelijkt door het gebruik van drugs (GHB, MDMA, enz.) door de daders. Slachtoffers zijn uit de schaduw gekomen, met bewegingen als #BalanceYourBar, om deze daden aan de kaak te stellen en te wijzen op de vele problemen in de reactie. Maar al te vaak wordt met het slachtoffer dat dergelijke incidenten meldt, weinig rekening gehouden. Er worden vragen gesteld over het alcoholgebruik van het slachtoffer (was ze dronken of niet?), over haar kleding, enz. Deze woorden benadrukken de verantwoordelijkheid van het slachtoffer, waardoor een dubbele victimisatie ontstaat.  

Het is gemakkelijk te begrijpen waarom dit verschijnsel niet licht moet worden opgevat. In de eerste plaats omdat het duidelijk de fysieke en psychische integriteit aantast van de mensen die het slachtoffer zijn van deze daden. Ten tweede ondermijnen deze gebeurtenissen het vertrouwen van de bevolking in de nachtelijke etablissementen, waardoor ook een gevoel van onveiligheid ontstaat. De nachtelijke activiteiten vertegenwoordigen een belangrijke economische markt, een markt die dus zou worden beperkt door dit gevoel van onveiligheid, dat lijkt toe te nemen. Ten slotte is ook het vertrouwen in de autoriteiten om te reageren en zich om de slachtoffers te bekommeren, aangetast, wat vragen doet rijzen omtrent de legitimiteit van de bevolking. 

Er is dus sprake van meervoudige en uiteenlopende inbreuken. Het gaat onder meer om vragen van : 

  1. Veelbelovende praktijken

De lokale autoriteiten die de nachtclubs beheren zijn zich meer bewust van de situatie dan andere autoriteiten op hogere niveaus. Het lokaal niveau lijkt in de beste positie te verkeren om de situatie onder controle te krijgen en doeltreffende praktijken te bevorderen om deze praktijken in te kaderen. Lokale overheden staan dichter bij de burger en kunnen daarom een bepaald soort praktijken doeltreffender bevorderen.  

Hierna volgen voorbeelden van praktijken ter bestrijding van seksueel geweld: 

Een Zorgcentrum na Seksueel Geweld (ZSG) zijn gespecialiseerde centra voor de opvang van slachtoffers van seksueel geweld. Er zijn er momenteel drie in België. Deze centra zijn drie jaar geleden opgericht en bieden specifieke diensten aan om voor het slachtoffer te zorgen: 

  1. Medische zorg 
  2. Een forensisch onderzoek dat bijdraagt tot het verzamelen van bruikbaar bewijsmateriaal in geval van indiening van een klacht 
  3. Psychologische bijstand om naar het slachtoffer te luisteren met de mogelijkheid van follow-up om het slachtoffer in staat te stellen haar leven opnieuw op te bouwen 
  4. De mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de politie, die ter plaatse komt. Zo hoeft het slachtoffer niet naar het politiebureau te gaan, wat na een verkrachting een omslachtig proces is.

Het is duidelijk dat deze dienst seksueel geweld niet voorkomt, en voornamelijk reactief is, maar hij is niettemin van essentieel belang. Wat het slachtoffer nodig heeft, wordt immers onmiddellijk ter beschikking gesteld en er wordt een echte follow-up gecreëerd. Bovendien kunnen naast deze hoofdtaak, de verzorging van het slachtoffer, binnen korte tijd gegevens worden verzameld (sperma, haar, weefsel), uiteraard afhankelijk van het tijdstip waarop het slachtoffer ermee instemt naar een ZSG te gaan. Dit bewijsmateriaal bestaat hoofdzakelijk uit biologisch materiaal en heeft een zeer beperkte levensduur. Het is dan ook van essentieel belang een snelle behandeling te bevorderen, aangezien dit bewijsmateriaal kan dienen als basis voor waarheidsvinding en om de schuld van de dader te bewijzen. 

  1. Conclusie

Preventieve maatregelen met betrekking tot geweld en intimidatie in nachtclubs vallen onder de verantwoordelijkheid van de lokale autoriteiten. Het zijn immers deze autoriteiten die de verschillende wijken, vestigingen en soms zelfs de managers het best kennen. Zij zijn derhalve het best in staat om ” strategische en gerichte ” acties te ondernemen, waarbij zij nauwkeuriger te werk gaan dan andere bovenlokale autoriteiten.  

Projecten op dit gebied worden nog steeds ontwikkeld. BeFUS heeft onlangs een oproep tot het indienen van projecten ter voorkoming en bestrijding van seksegebonden geweld gepubliceerd met als doel “de versterking van de capaciteit van de lokale en regionale autoriteiten om seksegebonden geweld, met name huiselijk geweld, op te sporen, te voorkomen en te bestrijden […]”. 

BeFUS wil, als netwerk van Belgische gemeenten, instrumenten en discussies over dit onderwerp delen om uiteindelijk een toolbox te creëren waarmee dergelijk geweld effectief kan worden bestreden. Deze seksuele aanrandingen ondermijnen het gevoel van veiligheid van de bevolking en het vertrouwen dat de bevolking in de autoriteiten stelt om de situatie onder controle te houden, zodat het van belang lijkt om snel en doeltreffend te reageren.